Welke norm gebruikt men voor het inregelen en opmeten van ventilatiesysteem?
Voor een optimale werking van het ventilatiesysteem, dient dit voor ingebruikname te worden ingeregeld, zodat er overal voldoende verse lucht toekomt en de “vervuilde” lucht wordt afgevoerd.
De inregeling gebeurt volgens de norm NBN D50-001 voor woningen en NBN EN 13779 voor niet-residentiële ruimtes.
Voor Vlaanderen bestaat er een verplicht kwaliteitskader voor ventilatiesystemen van residentiële gebouwen. Een afzonderlijk ventilatiedossier moet worden opgestart door een gecertificeerde ventilatieverslaggever. De finale opmeting op de werf zelf gebeurt dan ook door een erkend ventilatieverslaggever. Dit kan de installateur zelf zijn (indien hij is gecertificeerd) maar nog beter is om dit te laten uitvoeren door een externe firma want niemand keurt zijn eigen werk af. Het doel is om de kwaliteit van de ventilatieinstallaties te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de eindklant krijgt waarvoor hij betaalt.
Bij een balansventilatiesysteem mag het verschil tussen het totale toevoerdebiet en het totale afvoervolume best niet groter zijn dan 15%. Zoniet is het systeem niet in balans en is de energierecuperatie niet optimaal.
Een goed afgesteld systeem heeft een positief effect op de levensduur van de totale ventilatie installatie, de binnenluchtkwaliteit, het comfort (geluid, tocht,..) en het energieverbruik van het gebouw. De manier waarop er wordt gemeten is curciaal voor een correct meetrapport alsook het gebruik van gekalibreerde meetapparatuur.